Onderstaand verhaal heeft op 12 mei 2005 in het Brabants Dagblad gestaan (verhaal opgetekend door Geke van de Merwe).
’Als levende lijken kwamen we in kamp Nouwenberg aan’ (waarschijnlijk Kamp Naumberg, AS) Hoe beleefden de inwoners van Het Land van Heusden en Altena de Duitse bezetting. En hoe pakten ze de draad weer op na de bevrijding. In de serie ’60 jaar bevrijding’ het verhaal van Jan Kolff uit Werkendam, die samen met zijn broer Co en Jan Baelde van juli 1944 t/m april 1945 in Duitsland verbleef.
Tot in detail herinnert Jan Kolff (83) zich de nachtmerrie die van 16 mei 1944 tot 17 juni 1945 duurde. In zijn aanleunwoning schetst de Werkendammer wat hem overkwam. "Het verzet had op 14 mei een NSB’er neergeschoten in de Sliedrechtse Biesbosch. Als vergelding hielden de Duitsers aan weerzijden van de Merwede een razzia, dus ook bij ons in de Brabantse Biesbosch. We waren met zeven man aan het werk op het land van mijn vader en konden niet meer wegkomen.” Verontwaardigd: "Als boerenzoon hoefde ik geen Arbeitseinsatz te doen. Toch was ik de enige die ze eruit pikten. Ik moest in een jeep stappen. Onderweg hielden ze Johan Baggerman aan. Bij smid De Kreek werden we, 42 boerenzonen en -knechten, bijeengedreven en met een mitrailleur bewaakt. Aan de andere kant van de Merwede pakten ze ruim honderd gijzelaars op.” Kamp Amersfoort In heldere bewoordingen schetst Jan Kolff hoe zij na een tussenstop bij de Werkendamse suikerfabriek in het holst van de nacht aankwamen in Kamp Amersfoort. "Wij, de Merwedegijzelaars onder wie ook mijn in Dordt opgepakte broer Co, hadden het daar heel slecht. ’s Nachts moesten we stro vlechten. Overdag mochten we niets doen. Toen een ploeg dwangarbeiders de benen nam, namen ze wraak op ons. Ze schoten twee kampgenoten dood en lieten ons een hele dag in de Rozentuin (een plek waar de gevangenen werden gemarteld, red.) staan. Boven één van ons drupte tergend langzaam een emmer water leeg. Voorman Kotalla zat achter een raampje te genieten toen die jongen in elkaar zakte. Vervolgens liet kampvoorman Westerveld ons exercitie lopen tot we er bij neervielen.” Opnieuw heilige verontwaardiging: "Als er Rode Kruismannen in het kamp kwamen, waren Kotalla en Westerveld poeslief. Zodra ze weg waren, begonnen die rotzakken weer te knuppelen. Als je niet uitkeek, kreeg je er van langs. Er moest een nieuw gebouw worden gezet. De fijngebouwde stadsmannetjes tobden wat af. Werkten ze niet hard genoeg, dan werden ze afgetuigd.” In de nacht van 6 op 7 juni 1944 stelden de Duitsers 775 gijzelaars op transport naar Duitsland. "Heel angstig, want we wisten niet wat ons boven het hoofd hing”, zegt Kolff. "In verschillende plaatsen werden groepen afgezet. In Brunswijk viel onze ploeg uiteen. Werkendammer Piet Schouten is daar overleden. In het toekomstige SS-kamp Schkopau moesten we overnachten. Daar haalden ze de bouwvakkers onder ons eruit. Tijdens het afbouwen van het kamp kwamen de meesten van hen om. Wij werden met een goederenwagon naar Böhlen vervoerd.”
Kamp Lippendorf De Biesboschjongens werden te werk gesteld bij ASW, een fabriek voor synthetische brandstoffen. "Onze behuizing in Lippendorf was erbarmelijk”, stelt Kolff. "Ons kamp bestond uit bordkartonnen hutjes op een met prikkeldraad afgezette heuvel. We sliepen onder één deken op de kale grond en hadden slechts één kraantje tot onze beschikking. Onze behoeften moesten we doen in een gat in het bos. We kregen nauwelijks te eten en moesten het tijdens veertien uur fabrieksarbeid doen met één beker thee. Kapot van moeheid liepen we om zes uur ’s avonds naar ons kamp terug. Sommige Duitsers in die fabriek waren heel wreed. Die jouwden ons uit. Een van hen sloeg mijn buurjongen Jantje Baëlde zo hard hij kon. Ook in het kamp werd vaak flink geranseld. Veel mensen overleden.” In november 1944 werden Jan Kolff en zijn broer en maten overgeplaatst naar een kamp bij Peres. "Daar lagen we met twaalf man op stapelbedden in één vertrek. We moesten sleuven graven voor waterleidingpijpen. Het eten was opnieuw slecht. In totaal kwamen honderddertig mensen om door ondervoeding, uitputting en andere ellende. Onder hen was Cees Ippel uit Werkendam. Om aan voedsel te komen, pakten we alles wat we maar konden. Broer Co gapte een bus met eten. Hij kreeg een geweldig pak ransel. Dankzij mijn onderbaas Schluss, een geschikte vent, heb ik nooit klappen van de Duitsers gehad. Wel van de Amerikanen.” Op 8 april 1945 bevrijdde het 9e Amerikaanse leger het gebied bij Leipzig. "Onze fabriek was voordien veelvuldig gebombardeerd. Op donderdagmiddag werd er vreselijk geschoten. We mochten aanvankelijk de schuilkelder niet in, tot de baas van de fabriek ons toeliet. Na verloop van tijd werd het stil. Een Pool ging poolshoogte nemen en riep dat alle Duitsers weg waren. Die nacht namen een hoop jongens de benen. De volgende ochtend waren er opnieuw hevige beschietingen. Co, Jantje Baelde, ik en drie andere jongens vluchtten de polder in. We schuilden in een schuur en later in een schelf stro. Honger dreef ons naar het verlaten kamp terug. We hadden twee dagen niet gegeten, maar vonden geen voedsel.”
Kamp Nouwenberg (Kamp Naumberg) Even trilt zijn onderlip. Hij vermant zich. "Zondags stuurden controlerende Duitsers iedereen het kamp uit, op straffe van de kogel. Co, Jantje Baelde en ik bleven, ondanks de gewapende wacht aan de poort. We vergingen van de honger. Gelukkig kwamen dorpelingen uit Peres ons eten brengen. Waardoor we woensdags lopend aan een verschrikkelijke terugtocht konden beginnen. In het dorp Oudegeest (Altegast) stonden de Amerikanen. Er lagen veel dode Duitsers langs de weg. We mochten de Oostzone niet uit. Daarom brachten de Amerikanen ons naar een kamp in Nouwenberg. We wogen nog maar veertig kilo en kwamen er aan als levende lijken. We kregen goed te eten, kwamen op gewicht en mochten zeven weken nadien naar Nederland vertrekken.”
In het boekje Brabantse Merwedegijzelaars (uitgave Historische Vereniging Werkendam en De Werken c.a. uit mei 2011) lezen we het volgende:
Jan Baelde emigreerde samen met zijn broer Cor in februari 1951 per boot vanaf Rotterdam naar Canada. Daar overlijdt hij in 2006. |