Een persoon heeft Pieter Versteeg in het hart gesloten.
In het gastenboek kunt u uw persoonlijke boodschap opnemen.
Naam: | Pieter Versteeg |
Roepnaam: | Piet |
Geboren: | donderdag 1 januari 1920 te De Werken en Sleeuwijk |
Overleden: | zaterdag 24 mei 1980 te Dussen |
Begraven: | te Hervormde begraafplaats, Binnen 19, Dussen |
Adres: | Kille 86 |
Woonplaats: | Werkendam-Sleeuwijk |
Beroep: | Landarbeider |
Opgepakt op 16 mei 1944 bij de vergeldingsrazzia te Sliedrecht, Giessendam, Hardinxveld, Werkendam en de Biesbosch: op het land nabij de Petrusplaat. | |
Op dinsdag 16 mei 1944 per overvalwagen afgevoerd naar het PDA in Amersfoort | |
In het PDA ingeschreven onder gevangenenummer: 1193 | |
Tussen 16 mei 1944 en 7 juli 1944 werden 263 gegijzelden vrijgelaten | |
Pieter Versteeg is NIET vrijgelaten | |
Werkplekken in duitsland: | |
Plaats, plek: | Grasleben/Walbeck, Büssing, Flumo (zoutmijn) |
Persoonlijk verhaal: | |
In het boekje Brabantse Merwedegijzelaars (uitgave Historische Vereniging Werkendam en De Werken c.a. uit mei 2011) lezen we het volgende: Piet Versteeg uit de Kille wordt op 16 mei 1944 opgepakt, evenals zijn broer Chiel. Ze worden afgevoerd naar Kamp Amersfoort en later op transport gesteld naar Duitsland. Zijn zoon Thijs (geboren in 1958) vertelt hoe het kampverleden van zijn vader zijn jeugd beïnvloedde. Nadat Piet Versteeg terugkeert uit Duitsland, gaat hij aan de slag als bewaker op fort Bakkerskil, waarschijnlijk in 1946. Op de lijst bewakers van 31 december 1945 komt zijn naam niet voor. Het fort doet tot 28 september 1946 dienst als interneringskamp. In die tijd huwt Piet Versteeg en gaan ze wonen in de Kille. In 1946 wordt de eerste zoon geboren die slechts een half jaar oud wordt. In 1947 wordt de tweede zoon geboren: Bertus. In 1950 volgt in Werkendam de geboorte van dochter Pieternel. In 1956 verhuist het gezin naar Dussen. Daar wordt Thijs geboren, later volgt nog de geboorte van zusje Truus. "We hebben thuis echt drama's meegemaakt met mijn vader. Het werd eigenlijk pas echt moeilijk toen mijn vader in 1970 tijdens zijn werk buitenaf bij de Haringvliet een ongeluk kreeg en uiteindelijk invalide werd. Bij het ophijsen van een net met stenen, schoot een haak los en sloeg tegen de rug van mijn vader. Hij heeft lange tijd in Den Bosch in het oude Carolus ziekenhuis gelegen. Nadat hij weer thuis kwam, werd hij afgekeurd. Bij die keuring werden ook diverse oude afwijkingen aan zijn botten gevonden. Zo bleek dat hij een litteken had op zijn wreef, waarschijnlijk is hij een keer door zijn voet geschoten. Hij werkte in de zoutmijn, waar ze soms op blote voeten liepen omdat ze geen schoenen meer hadden. Op zijn rug had mijn vader repen rauw vlees. Tijdens het op wacht staan werd er brood voor hen gegooid, dat ze niet mochten pakken. Toen een medegevangene dat toch deed, werd hij prompt neergeschoten. Een Duitse vrouw die daar getuige van was, moest daarom hard lachen. Mijn vader werd zo kwaad, dat hij grond in haar gezicht gooide. Daarna is hij waarschijnlijk gegeseld. Ook weet ik nog dat vader vertelde over die keer dat Joseph Kotalla zo kwaad was, dat hij een fiets op mijn vader gooide en daarop begon te springen. Hij had die keer een gevangene ondersteund en was daarna met een geweerkolf geslagen. In de tijd dat mijn vader afgekeurd werd, speelde de vrijlating van de Drie van Breda, daar was hij heel boos over. Hij is zelfs zes weken opgenomen in Vught. Daar was hij wel vaker, als het hem allemaal teveel werd. Ook had hij vaak nachtmerries, waarin hij riep dat ze hem wilde neerschieten. Ik hoor zijn geschreeuw nu soms nog, het ging door merg en been. Mede met behulp van de stichting 40-45 kreeg hij een oorlogsuitkering, later kwam een maatschappelijk werkster van die stichting iedere maand op bezoek. Dan kon hij zijn verhaal kwijt, soms zat hij de hele middag te vertellen. Normaal vertelde hij nooit iets over wat hij meegemaakt had, maar als kind luisterde je wel mee als hij tegen de maatschappelijk werkster vertelde over zijn kampverleden. Ik mocht in die tijd soms met mijn vader mee achter op de fiets als hij geld ophaalde voor Dussense Boys. Zo nu en dan gingen we de Biesbosch in en zochten Jan Kolff op, die ook in Amersfoort en Duitsland had gezeten. Nadat mijn vader in 1973 definitief werd afgekeurd, ging het met het huwelijk van mijn ouders steeds slechter. Uiteindelijk is mijn moeder weggegaan en is de scheiding in 1976 uitgesproken. Samen met mijn jongere zusje bleef ik bij mijn vader wonen. In 1980 heeft mijn vader een ongeluk gehad en is hij verdronken in de Dusse. Nadat hij overleed, bleven mijn zus en ik alleen achter, ik werd toen toeziend voogd voor mijn zus." |