Jaap Rikkers werd op 16 mei 1944 op weg naar zijn werk opgepakt en afgevoerd naar Kamp Amersfoort. Volgens de zoon van Jaap Rikkers is zijn vader na zes weken samen met vele andere gevangenen in een goederentrein geladen en op transport naar Duitsland gesteld. Dit is niet het transport geweest dat op 7 juli 1944 vertrok aangezien de heer Rikkers in een ander kamp terecht kwam dan de andere gijzelaars.
De reis duurde lang en was vol ontberingen: eten en drinken waren minimaal en ze zaten als vee in een overvolle goederentrein. Uiteindelijk kwamen ze aan in Dachau, een berucht concentratiekamp in Duitsland. Tijdens zijn verblijf in dit kamp werd Jaap Rikkers dusdanig mishandeld, dat zijn oog werd stukgeslagen. Hier heeft hij de rest van zijn leven last van gehad. In dit kamp te Dachau heeft Jaap tot de kerst 1944 gezeten. Tijdens deze periode werd hij voor zijn oog naar München gebracht en via een Poolse kamparts werd Jaap ziekenverzorger. Tijdens zware bombardementen op München hielp Jaap daar dan ook vele gewonden. Zo wist hij Dachau uiteindelijk te overleven. Toen het voor de Duitsers steeds slechter ging met de oorlog en zij massaal werden opgeroepen voor de "Krieg" werd Jaap ingezet als arbeider en kreeg hij een paspoort voor intern reizen in Duitsland. Hij werd naar Hamburg gestuurd om als bankwerker in de gasfabriek in de Hamburgse havens te gaan werken. Dit was zeer risicovol omdat Hamburg met de regelmaat van de klok werd gebombardeerd (Hamburg was na de oorlog totaal van de kaart verdwenen en kende honderdduizenden doden door de aanvallen van de Engelsen en Amerikanen.) Wanneer de foto's van Hamburg worden bezien, is deze gruwel te zien.
De reis van Jaap van Dachau naar Hamburg duurde ongeveer 10 dagen. In Hamburg werd hij met vele andere gevangenen uit Europa gehuisvest in barakken in het Stadspark bij de U-baan (metro) Alsterdorf. In ditzelfde park waren ook Duitse soldaten gelegerd, dus geheel risicoloos was dit kamp niet. De Engelsen gooiden alles wat maar de moeite loonde plat tijdens de hevige aanvallen. Omdat Jaap een paspoort en een werkbewijs had gekregen kon hij zich relatief vrij bewegen in Hamburg, ze hadden geen bewaking meer (deze was er ook niet meer, want alle Duitsers werden ingezet voor de "Krieg"). De werktijden in de gasfabriek waren van maandag tot en met vrijdag van 06:30 uur tot 14:30 en zaterdag van 06:30 tot 09:30 uur en de zondag was men vrij. In al hun vrije uren trachtte men eten te vergaren om in leven te blijven. Elke dag ging Jaap met de metro van Alsterdorf naar Landungsbrucken en vandaar lopend door het zoll vrij gebied naar de gasfabriek in de havens van Hamburg. Tijdens zijn verblijf (van de eerste week in 1945 tot de bevrijding) heeft Jaap diverse bombardementen meegemaakt. Volgens de tellingen na de oorlog waren er 40.000 doden en 125.000 gewonden gevallen tijdens de bombardementen. Het inwonertal van Hamburg in 1940 was 1.7 miljoen en in 1945 waren er nog 800.000 inwoners over. Jaap wist dat zijn broer Jo Rikkers ook in Hamburg was en heeft deze twee maal bezocht. Jo Rikkers werkte bij een boer die groente verbouwde, de boer zelf was ook opgeroepen voor de "Krieg". Jo werkte in het plaatsje Ochsenwerder onder Hamburg aan de Elbe. De familie die daar woonde heette Henry Kluhn. De eerste keer dat Jaap de reis had gemaakt uit het barakkenkamp in het stadspark van Hamburg heeft hij hier de gehele dag over gedaan, metro, trein en lopen. De afstand was ongeveer 25 km, deze reis deed hij samen met een vriendelijke Duitse soldaat die hem zelfs koffie gaf. Tijdens zijn eerste bezoek kreeg hij eten, de tweede keer moest Jaap hier eerst voor werken. De tweede reis naar Jo deed hij per radarboot en dit ging veel sneller. Deze radarboot had een aanlegplaats bij de stubbe het veerhuis in het plaatsje Ochsenwerder, daarna was het nog 20 minuten lopen. Het adres van Jo Rikkers had Jaap door de hulp van een oude Duitse arbeider van de gasfabriek achterhaald. Jaap kreeg elke maand een 10 mark-kaart waarvan hij eten kon kopen - voor zover dit te krijgen was. Via een Duitse opzichter van de gasfabriek kreeg Jaap de naam van een Duitse kokkin die in een havenarbeiderskantine werkte. Als Jaap de naam van de opzichter zou geven, dan zou ze wel wat eten verzorgen. Deze kokkin had voor de oorlog in Arnhem gewerkt en was blij een Hollander te zien. Zo kreeg Jaap elke dag eten van haar. Dit ging door tot 14 dagen voor 3 mei 1945. Enkele weken voor het einde van de oorlog moesten alle buitenlanders een vesting om de stad heenleggen van hout, wallen graven en 1 week voor het einde van de oorlog werden alle buitenlanders afgevoerd naar Willemsburg, vlak bij de olieraffinaderij aldaar. Tijdens dit transsport van de buitenlanders naar Willemsburg stuite dit transsport op het Engelse leger en de Duitsers gaven zich over. De Engelsen wisten op dat moment niet wat ze met al die buitenlanders moesten en ze moesten allemaal terug naar de barakken in Hamburg. Toen ongeveer na 1 week en indeling door de Engelsen kon Jaap beginnen met de reis naar huis. Deze thuisreis stopte in Enschede. Daar is Jaap nog 1 maand gebleven, omdat er in de rest van Nederland nog te weinig eten en voorzieningen waren. Na die maand werd hij met anderen per vrachtwagen naar het doorvoerkamp Amersfoort gebracht. Hij was toen weer terug op de plaats waar alles was begonnen. In Amersfoort werden ze ingedeeld op plaats van herkomst en zo kwam hij begin juli 1945 weer thuis in Giessendam. Zijn broer Jo Rikkers was twee dagen eerder al thuis gekomen uit Hamburg. Uiteindelijk kon Jaap constateren dat hij meer geluk heeft gehad dan vele Nederlanders die in Dachau en in het Hamburgse Neuengamme zijn vermoord door de Duitse SS beulen. In oktober 1946 werd Jaap gekeurd voor het leger in Gorinchem. Hij volgde de basisopleiding van drie maanden in Bergen op Zoom bij de Mariniers. Daarna werd hij gelegerd in Volkel. Zijn totale tijd was 25 maanden en hij werd uiteindelijk soldaat der tweede klasse als schrijver. Tijdens deze periode heeft Jaap zijn vrouw Marie leren kennen. Jaap is na zijn Marinierstijd als metselaar gaan werken op diverse bouwprojecten in de regio. Dit was zeer hard en lang werken om een bestaan op te bouwen in de naoorlogse periode. Jaap is later tegelzetter geworden en heeft dit vak uitgevoerd tot hij op 48 jarige leeftijd volledig werd afgekeurd. Hoewel het Jaap en zijn vrouw gelukt was een goed bestaan op te bouwen, kregen ze nog een flinke klap bij de geboorte van hun eerste zoon Jopie. Hij overleed binnen 24-uur. Dit was een zware beproeving voor Jaap en Marie. Alvorens zij aan een tweede kind durfden te beginnen, gingen er heel wat gesprekken aan vooraf. Uiteindelijk werd hun zoon Hans in 1951 geboren; de zorg voor hun zoon was dan ook zeer groot. In juni 2003 is Jaap samen met zijn zoon Hans en schoonzoon Rob van der Sande naar Hamburg terug geweest. Hij heeft daar alle plekken bezocht waar hij tijdens de oorlog verbleef, maar naar Dachau wilde Jaap niet. Tijdens deze trip heeft hij ook de familie Kluhn bezocht en het bleek dat de oude Henry Kluhn nog leefde. Hij was inmiddels 94 jaar oud! Het bleek tijdens dit hartelijke bezoek dat Henry een zware tijd had gehad en pas eind 1947 huiswaarts keerde na kampen in Rusland. Van dit bezoek is een CD gemaakt en het was voor Jaap een onvergetelijk weerzien na bijna 60 jaar. Bron: Hans Rikkers per mail op 30 december 2006, met een aanvulling van Anja van der Starre naar aanleiding van een telefoongesprek met de heer Jaap Rikkers op 22 april 2014.
Naschrift Anja van der Starre (1-12-2019): de archieven van ITS Bad Arolsen bevatten geen documenten van Jaap Rikkers. Dit betekent bijna op zeker dat hij niet vanuit Kamp Amersfoort op transport naar Duitsland gesteld is. Het is daarom aannemelijk dat Jaap Rikkers voor 1 juli 1944 in Kamp Amersfoort is vrijgelaten. Hoogstwaarschijnlijk is hij daarna - vermoedelijk in januari 1945 - weer opgepakt en naar Duitsland weggevoerd voor de Arbeitseinsatz. |