In de nacht van 9 op 10 mei 1944 schiet het verzet bij de Helsluis twee landwachters dood. Als represaille worden in de week daarna aan beide zijden van de rivier de Merwede honderden veelal jonge mannen opgepakt en door de bezetter weggevoerd. Van deze mannen keren er 26 niet terug.

Vorige persoon (T.Y. Paans) | Terug naar de lijst | Volgende persoon (E. Peters)
hart

5 personen hebben Pieter Cornelis Parel in hun hart gesloten.

In het gastenboek kunt u uw persoonlijke boodschap opnemen.

Naam: Pieter Cornelis Parel
Roepnaam: Piet
 
Geboren:vrijdag 12 december 1919 te Sliedrecht
Overleden: maandag 19 mei 2003 te Hardinxveld-Giessendam
Gecremeerd: te Dordrecht
 
Adres:C 455
Woonplaats:Sliedrecht
Beroep:Leraar
 
Schaken om te 'ontsnappen', artikel uit informatieblad Kamp Amersfoort, augustus 2011 Häftlingsgeldverwaltung Piet Parel Kamp Amersfoort (Bron: digitaal archief ITS Bad Arolsen) Ziektekaart Piet Parel zoals deze werd bijgehouden in Kamp Amersfoort Transportkaart Piet Parel vanuit Kamp Amersfoort (Bron: digitaal archief ITS Bad Arolsen) Administratiekaart Piet Parel, PDL Amersfoort Kassenbeleg Kamp Amersfoort van mannen die zijn vrijgelaten op 11 augustus 1944 Piet Parel
 
Opgepakt op 16 mei 1944 bij de vergeldingsrazzia te Sliedrecht, Giessendam, Hardinxveld, Werkendam en de Biesbosch in de C 455, Sliedrecht.
 
Op dinsdag 16 mei 1944 per overvalwagen afgevoerd naar het PDA in Amersfoort
 
In het PDA ingeschreven onder gevangenenummer: 1181
 
Tussen 16 mei 1944 en 7 juli 1944 werden 263 gegijzelden vrijgelaten
Pieter Cornelis Parel is vrijgelaten: vrijdag 11 augustus 1944
 
Persoonlijk verhaal:
 

In november 2002 heeft Piet Parel enige persoonlijke ervaringen over zijn verblijf in Kamp Amersfoort (periode 16 mei - 11 augustus 1944) op papier gezet:

De dagen in het PDA (Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort) waren gericht op het vernederen en depersonaliseren van de gevangenen. Dit bleek uit slechte kleding (oude, gescheurde, versleten, niet passende uniformjassen en –broeken van waarschijnlijk Nederlandse of Duitse (krijgs)gevangenen, niet passende klompen en versleten schoenen, wel bijpassende luizen en vlooien). Dit bleek ook uit de behandeling: a) langdurig op appèl staan, weer of geen weer, zogenaamd om het aantal vast te stellen; b) weinig en slecht eten. Circa 250 gram brood per dag en de middagmaaltijd was meestal ongeveer een halve liter water met daarin een halve aardappel en wat brandnetelslieren. Als er een (in Duitse ogen) onregelmatigheid was geconstateerd, betekende dat extra strafappèl soms 6 of 8 uur aaneen. Hierbij liepen dan bewakers (zoals Kotalla, Westerveld e.a.) met een paar grote honden om en tussen de rijen gevangenen door en iemand die van uitputting gevalles was, werd met behulp van een knuppel en een puts water weer bij bewustzijn gebracht. Als er iemand uit het kamp ontsnapt was (wat een enkele keer gebeurde) dan moest het hele kamp straf staan, net zo lang tot de ontsnapte dood of levend weer in het kamp terug was, soms pas na 24 uur.

Eind juni kregen we allemaal een brief (stencil) waarin stond dat we in Duitsland tewerkgesteld zouden worden in zogenaamde Arbeits-ErziehungsLager. Deze brief moesten we naar ons huis sturen en daarin stond dat iemand van de naaste familie werkkleding moest brengen en een stevige koffer en dit alles naar het station in Amersfoort. Mijn moeder en mijn oudste broer brachten een houten koffer met twee overalls en ondergoed. Ze deden ook nog verschillende versnaperingen in de koffer. De koffers werden bij het station Amersfoort in Duitse vrachtauto’s (legerwagen) geladen en naar het kamp (aan Laan 1914) gebracht. Ieder kreeg daar zijn koffer en ’s nachts ging de trein richting Duitsland. De versnaperingen bleken in de korte rit van station naar Laan 1914 uit de meeste koffers gestolen. Toen wij de brieven kregen, die wij naar huis moesten sturen, kwam er een zekere dokter Boerma (waarschijnlijk uit Arnhem of omgeving) in onze barak en die vertelde ons, dat jongens die meenden ten gevolge van een of andere ziekte niet geschikt te zijn voor zwaar lichamelijk werk, een klein kansje hadden niet op transport naar Duitsland gesteld te worden. Hij kon rekenen op de medewerking van mevrouw Van Overeem (uit Heemstede?), voorzitter van het Nederlandse Rode Kruis. Met mij hebben nog ongeveer 30 jongens die kans aangegrepen. Deze 30 waren allemaal jongens afkomstig uit de drie groepen Beverwijk, Bedum en Sliedrecht e.o. Ieder gaf aan dokter Boerma op, wat de reden van zijn verzoek was. Ik gaf op: ernstige reuma; ik had in de winter van 1942/1943 namelijk een zware reuma gehad. Op de zondagmiddag na de aankomst van de koffers ging dokter Boerma met dit groepje naar het voorplein buiten de kamppoort. Daar stonden de kampcommandant Berg, de “keuringsarts” dokter Klomp en nog een paar SS-officieren met een fraaie blonde rijnmeermin achter een typemachine. Wij moesten de meest lamentabele indruk vestigen en aan de (lichtelijk dronken) dokter Klomp vertellen wat onze kwaal was. Deze gaf dan een teken aan de (als altijd) stomdronken Berg en deze zei dan tegen de hoogblonde, diep gedecolletteerde “Jawohl” en dit betekende: niet op transport. Daarna heeft dit groepje van circa 30 jongens nog bijna twee maanden in het kamp doorgebracht. We werden dan eens hier, dan eens daar aan wat werk gezet (klompen en schoenen sorteren, oude uniformen sorteren, stro vlechten voor matten etc.). Na circa 7 weken heeft (waarschijnlijk ook weer via dokter Boerma) mevrouw Van Overeem weer eens geïnformeerd hoe het met deze groep achtergehouden jongens ging. Dit was op een woensdagmiddag 9 augustus. De volgende avond, bij het appèl, werden we opgeroepen en vrijdagmorgen werden we vrijgelaten. Die soepeler houding van de Duitsers zal wel te maken hebben gehad met de geslaagde invasie in Normandië.


Vorige persoon (T.Y. Paans) | Terug naar de lijst | Volgende persoon (E. Peters)