Onderstaande woorden zijn een deel uit de afscheidsrede, uitgesproken door Teun Rietveld (zelf ex-Merwedegijzelaar), op de crematieplechtigheid van Bas van der Starre op 16 oktober 1995 te Dordrecht. ‘Bas werd gisteren 71 jaar geleden in Sliedrecht, eigenlijk moet ik zeggen op Baanhoek, geboren. Het gezin van zijn ouders telde nog 3 broers en 3 zusters. Hij ging naar de openbare lagere school V, daarna naar de vglo en op 14-jarige leeftijd, voor die tijd bijna vanzelfsprekend, de maatschappij in: schippersknecht. Een zwaar beroep, omdat bijna alle werk door het lichaam moest worden gepresteerd, maar wat zou het: hij was immers zo sterk als een beer. Op 16 mei 1944 moest Bas even naar het gemeentehuis in Sliedrecht voor zijn Ausweis: een stukje papier dat de bezitter vrijwaarde van gedwongen werken in Duitsland. En hier gaat het fout, zoals het die dag met honderden jongemannen tussen 18 en 25 jaar in Sliedrecht en omgeving fout ging: de beruchte razzia. Op transport naar het PDL ‘Kamp Amersfoort’ enkele maanden later gevolgd door een transport naar een Erziehungslager in de Heimat, zoals Bas zou zeggen, gelegen in Walbeck in het latere Oost-Duitsland. Mensonwaardige behandeling, geen of veel te weinig te eten en geen of zeer summiere verzorging, ook niet bij ziekte, waren zijn deel. Daarbij kwamen de moordend lange arbeidstijden. Velen zijn toen reeds bezweken. In april 1945 wordt hij bevrijd en samen met Jan van der Veen en zijn neef Eef de Wit gingen ze te voet op weg naar huis. Via vele omzwervingen: West-Duitsland, Drenthe, Overijssel, Arnhem en Waalwijk kwam hij in juni aan bij zijn moeder op Baanhoek in Sliedrecht. De Nederlandse regering maakte zich om zijn als slaven behandelde onderdanen niet zo druk. Zijn vader en oudste broer met vrouw en kind zaten tot augustus 1945 in een Jappenkamp. De teruggekeerde Bas was niet meer de Bas die een jaar daarvoor van de straat was geplukt door de Nederlandse SS-ers: door zijn contact met medegevangenen had hij zijn gemis aan kennis ervaren, zijn sterke lichaam van het jaar daarvoor was niet meer gezond en hij was in zijn kamptijd zeer en zeer diep vernederd. Het diepst geschokt was hij door het feit dat hij zich in het reeds enkele maanden bevrijde Nederland een derderangs burger voelde. Veel teruggekeerde Merwedegijzelaars voelden dit eveneens zo en niet alleen toen, maar nu 50 jaar later nog. Bas werd als direct gevolg van de ontberingen ziek en met hem vroeg of laat nog zovelen. Nooit heeft zich enige instantie opgeworpen om zich het lot van deze slachtoffers van de oorlog 40-45 aan te trekken. Zij die er zelf op af gingen liepen tegen gesloten deuren op of kregen op zijn hoogst een fooi: te weinig om van te leven en te veel om van dood te gaan. Afwisselend was Bas ziek, weer aan ’t werk, weer ziek: hij tobde met zijn longen en als je dan bij zulk zwaar schipperswerk bloed hoest, dan weet je ’t wel: dit ging niet langer. Na evenzovele verloren jaren kon hij op 5 januari 1954 in Utrecht geopereerd worden aan de longen: iets nieuws en heel bijzonder in die tijd. De niet meer te redden linkerlong werd in zijn geheel verwijderd. Altijd heeft hem de vraag naar het waarom van de razzia bezig gehouden, maar elke samenhang met de schietpartij een week daarvoor bij de Helsluis tussen WA-ers en mensen van de ondergrondse is in Sliedrecht tot op de dag van vandaag ontkend en doodgezwegen. Sommige ex-Merwedegijzelaars haakten af, maar Bas van der Starre niet. Hij heeft zich in 1985 het vuur uit de sloffen gelopen en ondanks menige teleurstelling kon hij samen met enkele anderen als reüniecommissie in juni 1985 in de Bonkelaar in Sliedrecht een groot aantal ex-gijzelaars uit Sliedrecht, Hardinxveld, Werkendam en ook uit Groningen en Beverwijk, die kort daarvoor hetzelfde lot was overkomen en reeds in Amersfoort gevangen zaten, welkom heten. De herinneringsplaat van de muur van de Nederlands Hervormde Kerk herinnert daar blijvend aan. Dat de herinneringen Bas aangrepen bleek wel: hij was daarna een week ziek. Bas had zich begin vijftiger jaren laten omscholen en werkte als free-lancer bij de Nederlanden van 1870, een grote verzekeringsmaatschappij. Na zijn operatie, kon hij daar in oktober 1954, genezen van tbc, opnieuw aan het werk. Hij zou er vijfentwintig jaar werkzaam blijven, tot hij in 1976 werd afgekeurd. Gelukkig vond hij toen bij de Stichting '40-'45 gehoor: een mentale opsteker voor Bas. Voor hem was dit het bewijs voor het begrip voor het doorstane leed en de erkenning van het ervaren onrecht’. Bas van der Starre trouwde in 1957 met Lijntje Cornelia Parel (een nichtje van Piet Parel). Samen kregen ze twee dochters: Heleen en Anja. Bas van der Starre was een neef van Eef de Wit, die ook bij de razzia werd opgepakt. Eef de Wit en Bas van der Starre zijn na de oorlog veelal lopend teruggereisd naar Nederland. |