Onderstaand interview met Michiel de Ruyter is op 1 februari 2008 door Anita van Stel afgenomen in opdracht van het Nationaal Comité 4/5 mei. In 1944 is schippersknecht Cees de Ruyter (1926-1981) 18 jaar. Als hij in de vroege morgen van 16 mei 1944 in de roeiboot wil stappen die hem over de Merwede naar Werkendam zal brengen, wordt hij door Duitse soldaten tegengehouden. Op dat moment vinden aan weerszijden van de rivier gelijktijdig razzia’s plaats, door 2500 manschappen van de Grüne Polizei, SS en Wehrmacht. Het is een vergeldingsactie voor aanslagen van het verzet. In totaal 900 jonge mannen tussen de 18 en 25 jaar worden zonder enige vorm van proces meegevoerd naar concentratiekamp Amersfoort. Na zes weken volgt voor 650 Merwedegijzelaars transport naar kampen in voormalig Oost-Duitsland. Daar moeten ze in gevangenschap en onder slechte omstandigheden werken. De Ruyter overleeft de ontberingen, maar komt met zware tbc thuis. Nooit wordt hij meer de oude. Zoon Michiel de Ruyter (1961) realiseert zich pas later welk diep spoor de ervaringen van zijn vader getrokken hebben in het leven van het gezin.
Als leraar combineert Michiel de Ruyter de jaarlijkse skiwerkweek van de vmbo-school De Schans uit Sleeuwijk met een bezoek aan Dachau. Om de 75 leerlingen ervan te doordringen dat de gruwelen van oorlog ook vandaag op de loer liggen. Michiel de Ruyter: “Mijn vader Cees was de jongste van een gezin met twaalf kinderen. Ze waren oudgereformeerd en streng in de leer. Mijn vader werkte als schippersknecht op de rietaak van zijn oudere broer in Werkendam. Op weg naar zijn werk werd hij op die 16e mei 1944 bij het pontje van Boven-Hardinxveld naar Werkendam opgepakt en vervolgens naar het schoolplein van De School met de Bijbel gebracht. Hij was op het verkeerde moment op de verkeerde plaats. Ook zijn vriend Rijk de Jong en zijn oudere broer Bas waren onder de gijzelaars. Via Kamp Amersfoort is hij per trein doorgevoerd naar Halle am Saal, in voormalig Oost-Duitsland. Na de bevrijding door de Russen slaagde hij erin thuis te komen, terwijl hij ernstig ziek was. Zijn broer is kort na de bevrijding, op 24 juli 1945, op weg naar huis in Limburg bezweken aan de ontberingen. Het was Gods wil dat er twee kinderen naar Duitsland weggevoerd waren, redeneerden de ouders.” Tbc “Mijn vader heeft twee jaar voor het raam op bed gelegen, met zwaar tbc. Daarna is hij een jaar in sanatorium Zonnegloren verpleegd, waar hij ook geopereerd is. Van twee longen hield hij driekwart long over. De periode tot zijn overlijden in 1981 kenmerkte zich door grote lichamelijke aftakeling. Steeds meer lichaamfuncties vielen uit, door een gebrek aan zuurstof. Ik wist niet beter dan dat mijn vader ziek was. Hij moest regelmatig naar het ziekenhuis, voor een grote revisiebeurt, zoals wij zeiden. Ik vroeg me lang niet af hoe dat kwam. De oorlog speelde slechts zijdelings een rol. We moesten niet over oud brood klagen, want in het kamp waren ze blij met beschimmeld brood. Een vriend van mijn vader had psychische problemen door de oorlog. Mijn vader niet. We kregen wel een degelijke anti-Duitse opvoeding. Hij werd emotioneel bij het voornemen van premier Van Agt in 1972, om de Drie van Breda, onder wie de kampbeul van Kamp Amersfoort Kotälla, gratie te verlenen. Ik herinner me dat nog scherp. Sinds mijn jeugd heb ik affiniteit met de Tweede Wereldoorlog, want je zat er thuis – zonder dat je je dat realiseerde - eigenlijk altijd in.” Diep spoor “Toen mijn vader in 1981 overleed, was ik pas negentien jaar. Dan mis je dus heel veel van wat je met een vader wilt delen. Ik heb ooit een keer met hem gevoetbald. Na drie keer tegen een bal schoppen was hij buiten adem. Hij kon ook niet lang buiten zijn, want de lucht was snel te koud voor zijn longen. Ondanks zijn ziekte was hij een raspositief mens, maar de oorlog heeft zijn leven verpest en ook de loop van het mijne bepaald. Tot een jaar of vijf geleden stond ik daar niet bij stil. Toen is mijn vader herbegraven en besefte ik ineens welk diep spoor de oorlog getrokken heeft. Het gevoel was onbewust heel ver weggestopt. Ik voel extreem dat ik nu dingen met mijn zoon móet doen, omdat ik ze van mijn vader zo gemist heb.” De link naar het heden “Ik vind dat ik een opvoedende taak heb en de geschiedenis moet doorgeven aan mijn leerlingen van veertien, vijftien jaar. Dat gaat moeizaam, want de oorlog is immers meer dan zestig jaar geleden, zeggen zij. Ze kunnen niet bevatten dat er zes miljoen Joden zijn vermoord. Ook collega’s stellen het jaarlijkse bezoek aan Dachau soms ter discussie. Ik vind dat het moet en leg de link naar het heden. Mensen worden nog steeds uitgemoord. Denk maar aan Servië, Darfur of Kenia. Ik probeer ze mee te geven welke keuze ze op een bepaald moment hebben. We bereiden het bezoek aan Dachau heel goed voor. Ze zijn er stil en laten de geschiedenis op zich inwerken. Nog maanden nadien komen ze met vragen.” |