Bron: Mededelingenblad Historische Vereniging Hardinxveld-Giessendam, voorjaar 2004 Cornelis Brandsma, toen 20 jaar, haalde op 16 mei 1944 nog net de trein van Dordrecht naar Leerdam. 'Is de lijn veilig?' vroeg hij nog aan de conducteur? Die knikte ietwat aarzelend, toch stapte Cornelis in. Maar bij het stationnetje van Giessendam was het foute boel. Op het dak stond een mitrailleur en aan weerszijde van het perron stonden Nederlandse landwachters in Duits uniform in een aaneengesloten rij, zodat ontsnappen onmogelijk was. Alle mannen tussen 18 en 25 jaar moesten uitstappen en werden meegevoerd naar de School met de Bijbel in Hardinxveld. Cornelis was niet alleen, nog 6 anderen kwamen uit de trein. Bij aankomst bleek het schoolplein al vol te staan met nog meer mannen die waren opgepakt. Zonder eten of drinken gingen ze 's avonds op transport naar Amersfoort waar ze in barakken werden ondergebracht. 'De kampleiding bestond uit 'knuppelaars', dus je begrijpt wel hoe het er toeging' aldus Cornelis. Het appèl 's morgens vroeg duurde uren en soms werden er namen afgeroepen van mannen die o wonder naar huis mochten. 'Mijn hart stond bijna stil toen ik de naam Brand.... hoorde, maar het was loos alarm'. Cornelis werd op 7 juli met nog 650 anderen naar Duitsland getransporteerd, naar Schkopau. Daar konden ze zich eindelijk wassen en kregen ze wat meer te eten. Ze werden te werk gesteld in het land of in de bouw. Het werk bestond uit boontjes plukken tot onderhoudswerk, maar dat duurde niet lang, want ze werden weer naar elders gebracht in een goederentrein, een reis die ruim twaalf uur duurde. Lippendorf was de bestemming, geen 'hotel', maar een tentje van hardboard waarin wat stro lag om op te liggen. Met z'n zestienen moesten ze daarin een plekje zien te veroveren, het was werkelijk mensonterend. Toch konden die jonge kerels ook nog wel eens grappen maken. 'Ik herinner me dat we rond sinterklaas uit volle borst zongen: Zie ginds komt de stoomboot uit Engeland weer aan hij brengt ons Wilhelmina ik zie haar al staan! De bewakers verstonden ons toch niet en het gaf ons het gevoel dat we weer even thuis waren'. Maar de ellende had zijn dieptepunt nog niet bereikt: bombardementen, koude, weinig en slecht eten, slaag en terreur, het kon niet op! Cornelis verlangde naar huis, naar zijn meisje. Maar er kwam weinig of geen post en het leek erop dat de vrijheid nog niet in zicht kwam. Op 28 juli werd hij met nog 30 jongens ingedeeld voor de barakkenbouw in Peres. Om 5 uur aantreden en om 6 uur op het werk aanwezig zijn, 7 dagen lang. Het was een nachtmerrie, urenlange appèls, daarna pas mondjesmaat eten en geen moment van rust. Cornelis vertelt een gebeurtenis die in zijn geheugen gegrift staat. Bij het stelen van enkele aardappels werd een man van hun groep voor hun ogen doodgeschoten. Er stierven ook mannen aan typhus, tuberculose of mishandeling. Maar de geallieerden rukten op en na een barre winter werden ze op 16 april 1945 bevrijd. Cornelis ging op de vlucht en na veel omzwervingen werd hij sterk vermagerd en uitgeput door de geallieerden meegenomen. Via Zwitserland, Frankrijk en Belgie is hij uiteindelijk weer in Amersfoort terechtgekomen. Gelukkig kon hij daar vandaan naar huis. Van de 650 jonge mannen die getransporteerd zijn, kwamen er meer dan 150 om. De wraakactie van de Duitsers, omdat er twee van hun landwachters waren gedood tijdens een vuurgevecht met de knokploeg in de Biesbosch, had een zware tol geeist. De heer Brandsma was niet de enige Leerdammer die 16 mei 1944 werd opgepakt: ook vier andere Leerdammers werden door de Duitsers staande gehouden: Jan W. Ames, Wim van Eck, Arie van Lavieren en Alewijn de Leeuw. Jan Ames was vermoedelijk in het bezit van goede vervalste papieren en werd daarom snel vrijgelaten. Wim van Eck werd op vrije voeten gesteld wegens vermeende dyfterie. De heren De Leeuw en Van Lavieren zijn net als de heer Brandsma uiteindelijk ook op transport naar Duitsland gesteld. |