Teus Görtemöller, de jongste zoon van de in Duitsland omgekomen Klaas Görtemöller, vertelt op 6 november 2008 het volgende verhaal over zijn vader. 'Mijn vader Klaas werd in 1920 in Sliedrecht geboren. Hij trouwde in 1940 met mijn moeder, Marrigje Kooij. Op twintigjarige leeftijd werd hij vader van mijn zus Pleuni en anderhalf jaar later kwam er een zoon: mijn broer Wim. In september 1943 werd ik geboren. Ruim zeven maanden later, op 16 mei 1944, werd mijn vader in Sliedrecht opgepakt bij de Merwederazzia en zou hij nooit meer bij zijn gezin terugkeren. Op 9 juli 1943 werd mijn vader voor het eerst naar Duitsland uitgezonden. Tot begin 1943 was hij als ijzervlechter/bakschipper werkzaam bij Volker Beton in Sliedrecht. Vanwege de meldingsplichtige leeftijd in die tijd kreeg hij een oproep van het Gewestelijk Arbeidsbureau. Mijn moeder was toen zwanger van mij en de arts, ene Van Mastricht, was bereid een verklaring te schrijven, dat uitzending hierdoor niet wenselijk was. Hoewel hieraan gehoor gegeven werd, werd mijn vader wel verplicht Wehrmachtswerk te gaan verrichten voor de organisatie Todt te Willemsdorp. Na vier maanden moest hij zich melden in Wijk aan Zee en van daaruit werd hij rechtstreeks doorgezonden naar Duitsland. Daar werd hij te Kassel als ijzervlechter te werkgesteld bij de O.T. In oktober 1943 werd hij overgeplaatst naar Herne-Sodingen. Uit brieven die hij naar huis schreef, werd duidelijk dat hij het slecht had in Duitsland. Hij verlangde erg naar huis, waar hij zijn zwangere vrouw met twee kinderen had moeten achterlaten. In zijn afwezigheid was mijn moeder in september 1943 inmiddels van mij bevallen. In mei 1944 mocht mijn vader eindelijk - na vanaf juli 1943 onafgebroken in Duitsland te zijn geweest - met verlof naar huis. Toen zag mijn vader mij voor het eerst en naar later zou blijken ook voor het laatst. Hij voelde er uiteraard weinig voor naar Duitsland terug te keren. Toen zijn vader te kennen gaf een onderduikadres voor hem te weten in de buurt van Soest, had hij zijn besluit snel genomen: hij zou niet opnieuw naar Duitsland afreizen. Door een speling van het lot gebeurde dat helaas wel. Op 16 mei 1944 was hij op weg naar het station in Sliedrecht om van daaruit naar het onderduikadres in Soest te reizen. Zover kwam het niet, want hij liep in de val van de razzia en zo werd hij door de Grüne Polizei gearresteerd. Zoals het die dag ook vele andere jongens verging, werd hij naar de verzamelplaats bij de Grote Kerk in Sliedrecht gebracht. Mijn moeder heeft hem daar die avond in de rij zien staan zo vertelde ze ons later. Mijn vader heeft daar nog kans gezien haar zijn portemonnee te geven. 'Daar heb jij met drie kinderen meer aan dan ik', schijnt hij gezegd te hebben. Vanuit Sliedrecht werd hij overgebracht naar Kamp Amersfoort. Toen de Merwedegijzelaars in juli 1944 vanuit Amersfoort op transport gingen, belandde hij in een concentratiekamp in Duitsland in de buurt van Leipzig. Mijn moeder vernam al die tijd niets van hem. Dat hij in de buurt van Leipzig gevangen zat, kwam haar via via ter ore. In april 1945 ontving ze van het Nederlandse Rode Kruis de mededeling dat haar man in november 1944 te Dölkau in Zöschen was overleden. Volgens betrouwbare bronnen was mijn vader gestorven van ellende, ontbering en totale uitputting. In het kamp waar hij is overleden bleek hij te zijn ingedeeld bij het zogenaamde dodencommando, wat inhield dat hij belast was met het afvoeren en begraven van lijken. Werk wat gezien de omstandigheden en mijn vaders karakter - mijn vader was nogal zwaar op de hand heb ik begrepen - waarschijnlijk tot zijn eigen dood heeft geleid. Mijn vader ligt in Duitsland begraven, maar heeft er geen persoonlijk graf. We hebben na de oorlog geprobeerd hem in Sliedrecht te laten herbegraven, maar omdat hij in een massagraf lag, is dat helaas niet gelukt. Het spreekt voor zich, dat het voor mijn moeder allemaal niet makkelijk is geweest. Op 23 jarige leeftijd weduwe worden en met drie zeer jonge kinderen achterblijven. Zeker ook in het licht van die tijd, de sociale voorzieningen waren niet zo goed als nu. In 1948 is mijn moeder hertrouwd met mijn stiefvader, die ons als zijn eigen kinderen heeft opgevoed. In die zin hebben mijn zus, broer en ik dus geen vader gemist, maar toch ... Mijn moeder is in maart van dit jaar (2008) overleden. Alle brieven en andere documenten die met het verleden van mijn echte vader te maken hebben, zijn nu in mijn bezit'. Kees Goedhart uit Sliedrecht vertelt op 29 mei 2006 het volgende verhaal: 'In Kamp Amersfoort waren er gevangenen die min of meer de kant van de Duitsers kozen door kampoudste te worden. Deze kampoudsten hielden dan toezicht op de gevangenen. Een keer was de heer Reijer Kros uit Sliedrecht door ziekte te zwak om op appèl te verschijnen. Een kampoudste wilde zijn macht blijkbaar laten gelden en liet de heer Kros met harde hand voelen dat hij maar vond dat deze zich aanstelde. Dit vond een andere gevangene, Klaas Görtemöller, eveneens uit Sliedrecht, echt te ver gaan. Klaas Görtemöller, een heel grote kerel, gaf de kampoudste in niet mis te verstane bewoordingen mee, dat deze zijn 'grote bek' moest houden en dat hij anders met hem te maken zou krijgen. Dat maakte indruk, de kampoudste zong voortaan een toontje lager. Ik ben Klaas Görtemöller, die later in een Duits kamp is overleden, door deze heldhaftige actie altijd als een soort held blijven zien', aldus de heer Kees Goedhart. Jan Gerrit Hak uit Sliedrecht verbleef in dezelfde kampen als de heer Klaas Görtemöller. Uit oktober 1946 is een officieel document bewaard gebleven, waarin de heer Hak als volgt verklaart: 'Op 16 mei 1944 werd ik met vele anderen, waaronder Klaas Görtemöller, bij een razzia door de Grüne Polizei te Sliedrecht gearresteerd. Evenals ik werd genoemde Klaas Görtemöller daarop naar de volgende concentratiekampen gevoerd: Amersfoort, Schkopau (onder Leipzig), Spergau en tenslotte naar Zöschen. Het laatste concentratiekamp was zogenaamd een verbeteringskamp. In september 1944 kwamen wij daar aan. De toestand in het kamp was onhoudbaar. We kregen hoegenaamd geen eten. 's Morgens om 4.30 uur moesten we aantreden voor appél. 's Avonds om 21.00 uur konden wij gaan liggen. De eerste tijd verbleven we 's nachts op de grond op wat stro. Er werd in het kamp door de Duitsers ook flink geranseld. De arbeid was zeer zwaar en wij werden steeds opgejaagd. Velen bezweken in die toestand. Tenslotte waren er van de 50 personen waarmee ik in het kamp kwam, nog 22 in leven. Al spoedig kwam Klaas Görtemöller in de ziekenafdeling. Een verblijf waar een afschuwelijke toestand heerste, daar er niets gedaan werd om diaree-lijders te helpen en uit hun vuil te halen. Görtemöller was een zwaartillend persoon en kon ook uit zielkundig oogpunt de ontberingen niet verwerken. Vanaf de aanvang sprak hij vaak over zijn vrouw en kinderen. Daarbij kwam dat hij aangewezen werd om de bezweken gevangenen mee te begraven. Hij hield het slechts enkele weken vol. Nadat hij van de been raakte, heeft hij nog slechts zeer kort geleefd'.
Op maandag 6 februari 2017 is er voor Klaas Görtemöller een Struikelsteen gelegd door de Duitse kunstenaar Gunter Demnig. De steen ligt voor het laatste huis van Klaas aan de Molendijk, ter hoogte van nummer 160 (destijds C 480, die woning is inmiddels afgebroken). De steen is geadopteerd door de ABB Bouwgroep, het bedrijf wat op dit adres gevestigd is. |