In de nacht van 9 op 10 mei 1944 schiet het verzet bij de Helsluis twee landwachters dood. Als represaille worden in de week daarna aan beide zijden van de rivier de Merwede honderden veelal jonge mannen opgepakt en door de bezetter weggevoerd. Van deze mannen keren er 26 niet terug.

Vorige persoon (C. Colijn) | Terug naar de lijst | Volgende persoon (R. Dame)
hart

5 personen hebben Antonie voor den Dag in hun hart gesloten.

In het gastenboek kunt u uw persoonlijke boodschap opnemen.

Naam: Antonie voor den Dag
Roepnaam: Antonie
 
Geboren:dinsdag 13 mei 1919 te Werkendam
Overleden: zaterdag 26 mei 2001
Begraven: te Werkendam, algemene begraafplaats Borcharenweg
 
Adres:Biesbosch 1
Woonplaats:Werkendam
Beroep:Landarbeider
 
Anmeldung Lippendorf 3 Toon voor den Dag (Bron: boekje Brabantse Merwedegijzelaars) Häftlingsgeldverwaltung Toon voor den Dag Kamp Amersfoort (Bron: digitaal archief ITS Bad Arolsen) Werkbriefje Antonie voor den Dag ASW Böhlen Afscheidsgedicht van mevrouw J.J. voor den Dag-Kramer na de reis naar Böhlen in april 1969 Originele stukje textiel met het kampnummer van Antonie voor den Dag
 
Opgepakt op 16 mei 1944 bij de vergeldingsrazzia te Sliedrecht, Giessendam, Hardinxveld, Werkendam en de Biesbosch: op het boerenland in de Biesbosch.
 
Op dinsdag 16 mei 1944 per overvalwagen afgevoerd naar het PDA in Amersfoort
 
In het PDA ingeschreven onder gevangenenummer: 1202
 
Tussen 16 mei 1944 en 7 juli 1944 werden 263 gegijzelden vrijgelaten
Antonie voor den Dag is NIET vrijgelaten
 
Op 7 juli 1944 's-morgens om 02:30 uur werden de gevangenen afgemarcheerd naar het station in Amersfoort om per trein naar Duitsland vervoerd te worden.
 
Kampen in duitsland:
Plaats, kamp: Schkopau, Gemeinschaftslager
Plaats, kamp: Lippendorf, De Kippe
Plaats, kamp: Peres, Alpenrose
 
Antonie voor den Dag is teruggekeerd: maandag 18 juni 1945
 
Persoonlijk verhaal:
 

'Op 16 mei 1944 hield de Duitse Wehrmacht in Werkendam en omgeving een grote razzia. Tientallen jonge mannen tussen de 17 en 26 jaar werden opgepakt. Ik werkte die dag op het landbouwbedrijf van De Jager op de polder 'Keizersguldenwaard'. Heel onverwacht stopte er een overvalcommando op de weg. Een enkele arbeider kon nog door de polder ontsnappen, maar de meesten werden opgepakt. Bij hun speurtocht vonden de Duitsers nog een paar onderduikers, die daar in een arkje zaten. De mannen moesten mee en de ark werd in brand gestoken. In totaal werden die dag in Werkendam en omgeving 40 jonge mannen gearresteerd en naar het station in Dordrecht afgevoerd. Vandaar ging het naar Kamp Amersfoort en vervolgens per trein naar Böhlen in de omgeving van Leipzig. Hier was een industriegebied, waar in tientallen fabrieken kunststoffen werden geproduceerd. Ook waren er geheime onderaardse ruimten, waar zwaar geschut gemaakt werd. Andere plaatsen waar we moeten werken, waren Schkopau en Lippendorf. Bij aankomst in een ander werkkamp moesten we vaak nog zelf ons eigen onderdak bouwen.

Het dagprogramma zag er als volgt uit: opstaan om 04.00 uur ´s ochtends en dan aan het werk. Dat werk bestond uit puim ruimen, sloten graven, herstel van wegen en het delven van graven. Onze voeding was vaak niet in overeenstemming met het zware werk dat we moesten verrichten. Per dag kregen we ongeveer tweeenhalf ons brood en een halve liter koolstronkensoep per persoon. Geen wonder dat veel mensen stierven aan ondervoeding en ziektes, zoals typhus en oedeem. Daarbij kwam nog de bijna voortdurende angst om de aanhoudende geallieerde bombardementen op de fabrieken´.

Antonie voor den Dag en zijn groep werden op 16 april 1945 om 19.45 uur door de Amerikanen bevrijd. Pas twee maanden later zagen zij, na veel omzwervingen, op 18 juni 1945 hun geboortedorp terug.

Bron: Werkendam in oorlogstijd 1940/1945 (uitgegeven in 1985)

In het boekje Brabantse Merwedegijzelaars (uitgave Historische Vereniging Werkendam en De Werken c.a. uit mei 2011) lezen we het volgende:

Jenneke Kramer (1926) verlooft zich in 1943 met Antonie voor den Dag. Op 13 mei 1944 vieren ze nog samen de verjaardag van Toon. Op 16 mei wordt Toon 's morgens vroeg opgepakt. Jenneke hoort het  trieste nieuws van Wim Strang, de melkboer. Ze noemt het haar eerste grote verdriet in haar leven. "Toon zit al in de overvalwagen" zo vertelde Strang ons. "Om vijf uur die middag ben ik nog naar de fabriek gegaan en daar stond een open vrachtwagen, waar Toon in zat. Ook Plonia Schouten, een zus van Pieter Schouten, was er, zij wilde graag naar haar broer, die ze ziek van zijn bed hadden gelicht. Later is Pieter in Duitsland gestorven. Ook Karel van Hartingsvelt zat in de vrachtwagen. Volgens mij heeft Toon echt die hele dag in de vrachtwagen gezeten, pas in de avond zijn ze naar Hardinxveld gereden en zo door naar Kamp Amersfoort. Tijdens de reis heeft hij nog een briefje uit de auto geworpen, dat we later hebben gekregen. Een paar dagen na de razzia heb ik met mijn schoonvader een grote koffer gepakt, die we met de trein naar Amersfoort hebben gebracht. De trein zat stampvol, er zat ook een oude vrouw in. Zij zei ineens: "Geen ding geschiedt er ooit gewisser, dan 't hoog bevel uit 's Heeren mond". Dat ben ik nooit vergeten. Eenmaal in Amersfoort kwamen we in een grote zaal, of misschien was het de stationshal. Daar stond een lange rij, iedereen had koffers bij zich, die je moest afgeven. Voor ons gaf iemand een pakje af dat was ingepakt in een Volk&Vaderland. "Gooi die rommel maar weg", zo riep de man achter het loket. In de eerste weken nadat Toon was weggevoerd, kwamen er nog regelmatig jongens terug uit Amersfoort, zoals Ko Kramer en Johan Baggerman. Ik ben echt zes weken lang bijna iedere dag bij de Sleeuwijkse boot gaan kijken of hij niet overkwam. Op 6 juni, mijn verjaardag, was de inval op Normandië, daarna is er niemand meer teruggekeerd. Hoe we later wisten dat Toon in Böhlen, Leipzig en Peres terecht kwam, weet ik niet meer. Ik besloot al snel om brieven naar hem te schrijven. Zelf woonde ik in de smederij van Kramer aan de Hoogstraat, waar bijna altijd Duitsers ingekwartierd waren. Aan één van die Duitsers heb ik gewoon gevraagd of hij de brieven wilde posten onder zijn veldpostnummer. Mijn vriendinnen zeiden altijd: "Je bent gek, ze lezen je brieven en lachen zich kapot". Maar dat bleek dus niet zo te zijn! Ik heb echt veel brieven geschreven, ik denk wel elke week. Ik schreef hem vooral dorpsnieuwtjes. Zoals Piet Vos die was overleden en Teunis van der Stelt. Ik schreef het hem ook toen de vader van Jan Kolff (één van de andere Werkendamse Merwedegijzelaars) was overleden. Toon gaf dat weer door aan Jan, zodat hij op de hoogte was. Later is de boerderij van de ouders van Toon afgebrand, ook dat schreef ik hem. Andere jongens kregen geen brieven. Toon heeft zelf enkele briefkaarten gestuurd".

Tot aan het einde van de oorlog blijft Jenneke Kramer haar verloofde Toon trouw brieven schrijven. Toon wordt in april 1945 door de Amerikanen bevrijd uit het concentratiekamp Alpenrose in Peres. Het duurt tot juni voordat hij thuis komt, lopend vanaf Almkerk, waar hij bij Arend Verschoor was geweest. Op dat moment is Jenneke Kramer met een vriendin twee katjes wegbrengen in de Biesbosch, als haar jongere broer ineens aan komt fietsen. "Toon is er!" riep hij al van verre. Ik sprong snel bij hem achterop en bij de smederij zag ik hem weer. Eerst moesten we wat wennen aan elkaar, we hadden elkaar dertien maanden niet gezien.

Enige tijd later wordt Toon in het ziekenhuis in Gorinchem opgenomen vanwege zijn nieren. "Dat kwam van het op de grond slapen in Duitsland", aldus Jenneke. "Toon heeft mij alles verteld wat hij in Duitsland heeft meegemaakt, hij had het er altijd over. De tijd in Duitsland was echt traumatisch voor hem, het heeft zijn hele leven beheerst. In Kamp Amersfoort had hij wel eens een trap gehad van Kotälla. Ze moesten net zo lang staan tot ze in elkaar zakten. Later in Duitsland sliepen ze erg slecht, omdat ze op de grond lagen. De barakken moesten ze zelf bouwen. Ze maakten lange dagen met het scheppen van kolen in vrachtwagens en ze kregen slecht te eten. Soms ging hij naar een boer in de buurt om te melken. Dan probeerden ze onderweg aardappelen te stelen in het veld. Johan den Hollander, die later is gestorven, vond dat je niet mocht stelen. Toon was erg bang voor de bombardementen, ze zaten dan in schuilkelders. Daar had hij echt nachtmerries van. In 1969 gingen we samen met andere gevangenen naar Leipzig in Oost-Duitsland. Daar werd een monument voor de Nederlandse slachtoffers onthuld. Jan Kolff en Cees Paans waren daar ook bij. Vanwege de strenge bewaking in Oost-Duitsland was het een heel spannende reis. We waren blij toen we op de terugreis de grens weer over waren. Tijdens die reis hebben we ook Kamp Buchenwald bezocht. Daarna zijn we nooit meer terug geweest. Het was goed zo, Toon kon het afsluiten. Wel bleef hij er tot het laatst toe over praten. Ook met een maatschappelijk werker van de Stichting '40-'45".

Naschrift Anja van der Starre: Mevrouw J.J. voor den Dag Kramer heeft na afloop van de reis naar Böhlen in april 1969 een afscheidsgedicht geschreven. Dit gedicht is opgenomen in het boek van Jan Brondijk, een van de gijzelaars uit Groningen. Een afbeelding van dit gedicht vindt u op deze pagina, maar in verband met leesbaarheid hierbij de transcriptie:

Afscheidsgedicht ter gelegenheid van de reis naar Böhlen op 8, 9, 10 en 11 april 1969
Gedicht tijdens de reis door mevrouw J.J. voor den Dag-Kramer, Werkendam:

Nu wij aan het einde van de reis zijn,
zeggen wij allen: “Wat was het fijn!”.
Het eerst, om onze kameraden te herdenken,
en hun een laatste bloemengroet te schenken.
Nu ook ieder die na ons komen zal,
hen zal gedenken, in hun tranendal.
Maar hun gedachtenis is in ons aller hart gegrift
en zal er nimmer worden uitgewist.

Wij werden toen allen even stil,
toen wij dachten aan Gods wil.
Wáárom wij, wij toch naar huis,
en zij, zij kwamen nimmer thuis.
Toen stroomde ons hart vol dankbaarheid,
voor óns de mooie “vrijheid”.
Wij leefden nog maar enige dagen onder druk,
en voelden het allen als een juk.

Wij zuchten en beefden aan de grens,
er óver, voelden wij ons weer “vrij” mens.
En in de bus, de één wist dit, de ander dat
en wat de één vergeten had,
werd door de ander vlot verteld,
ja heus waar, je stond er van versteld.
Er was ná 25 jaar, nog een band,
van die hen bond, in ’t vreemde land.

En of hij leraar is of bakker,
heus ze waren allen even wakker.
Ze waren er allen de heer Reinders dankbaar voor,
die dit zo fijn georganiseerd had, hoor.
Ja vrienden, die had toch de zorg voor de hele reis,
en raakte er toch niet van de wijs.
Soms dacht hij, o jeetje,  nu krijgen we vast,
een heleboel narigheid en last.
Maar al liep het soms wel eens wat traag,
daar van kreeg de heer Reinders het vast niet aan de maag.
En in de bus kon het heel gezellig zijn,
Nico Jonker zorgde wel voor de “gijn”.
Ja, die is wel een applausje waard,
want zo lopen er maar weinig op deez’ aard.
Dan willen we ook de chauffeur niet vergeten,
al moet hij van dat rijden toch eten.
Hij bracht ons toch met vrolijk gezicht,
veilig weer hier, door groen en rood licht.
U draaide ons met uw bus geen loer,
wij vonden u net een fijne broer.
Nu moeten wij uit elkander gaan,
maar het zal in onze herinnering blijven  bestaan.
Als een mooie tijd, ons gegeven,
om alles nog weer eens te mogen beleven.
Wij zijn weer blij met ons “vrije Nederland”,
waaraan wij toch ons aller hart hebben verpand!


Vorige persoon (C. Colijn) | Terug naar de lijst | Volgende persoon (R. Dame)