3 personen hebben Roelof Gort in hun hart gesloten.
In het gastenboek kunt u uw persoonlijke boodschap opnemen.
Naam: | Roelof Gort |
Roepnaam: | Roel |
Geboren: | dinsdag 23 september 1924 te Sliedrecht |
Overleden: | zondag 23 november 2014 te Sliedrecht |
Begraven: | vrijdag 28 november 2014 te Sliedrecht |
Adres: | C 91 |
Woonplaats: | Sliedrecht |
Beroep: | Timmerman |
Opgepakt op 16 mei 1944 bij de vergeldingsrazzia te Sliedrecht, Giessendam, Hardinxveld, Werkendam en de Biesbosch: thuis in Sliedrecht. | |
Op dinsdag 16 mei 1944 per overvalwagen afgevoerd naar het PDA in Amersfoort | |
In het PDA ingeschreven onder gevangenenummer: 1148 | |
Tussen 16 mei 1944 en 7 juli 1944 werden 263 gegijzelden vrijgelaten | |
Roelof Gort is vrijgelaten: donderdag 6 juli 1944 | |
Persoonlijk verhaal: | |
‘Mijn broer Jordanus en ik werden op 16 mei 1944 ’s ochtends rond een uur of elf thuis opgepakt. Mijn broer was 22 en ik 19. We woonden op Wijk C 91 (later hernoemd als Kerkbuurt 195), waar mijn vader een meubelzaak had (in Sliedrecht ook wel bekend als ‘het huis met de stoel op het dak’). We werden naar de Grote Kerk gebracht, waar al heel veel andere jonge kerels stonden. We hebben daar de rest van de dag gestaan in afwachting van wat er zou gaan gebeuren. ’s Avonds werden we in overvalwagens afgevoerd naar Kamp Amersfoort. Gelukkig kwamen mijn broer en ik in dezelfde barak terecht. Heel lang zijn we er niet geweest, ik denk zo tot begin juli 1944. Ik heb dan ook niet zo heel veel herinneringen meer aan die tijd. Wat ik nog wel weet, is dat we helemaal onder de luizen zaten en dat we ons gek krabden van de jeuk. En wanneer we ’s avonds in de barak lagen, kwamen er regelmatig bezopen soldaten binnen om ons te kwellen met ‘op de bedden, onder de bedden’. Ze hadden dan een knuppel bij zich en als je niet snel gehoor gaf aan hun bevelen, dat maakte je op een onaangename manier kennis met die knuppel. Sterkere staaltjes van pesterij en mishandeling van gevangenen vonden plaats in de beruchte Rozentuin. Urenlang moest men daar onbeweeglijk stil staan of opdrukken, ‘pompen’ noemden we dat. Wanneer iemand daar door uitputting bij neerviel, werd hij met een emmer water tot bewustzijn gebracht waarna het weer verder ging. Gelukkig hebben mijn broer en ik dat zelf nooit hoeven ondergaan. Het was niet alleen maar ellende wat de klok sloeg. Doordat er zoveel jongens uit Sliedrecht waren, met behoorlijk wat bekenden dus, was het soms ook best gezellig. Onze werkzaamheden stelden niet veel voor. Sommige jongens werkten in de strovlechterij, maar ik kan me zelf alleen maar het bijvegen van de barakken herinneren. Eigenlijk verveelde ik me daar nogal.
Eind juni moesten we een brief naar huis sturen, waarin stond dat de familie ervoor moest zorgen dat wij een koffer met spullen zouden krijgen. We stonden namelijk op de nominatie om op transport naar Duitsland gesteld te worden. Op het laatste moment is dat door een tragische en merkwaardige speling van het lot niet doorgegaan. Aan het begin van de oorlog, op 11 mei 1940, zijn een broer en een zus van mij omgekomen bij een bombardement in Alblasserdam. Mijn vader was van mening dat ons gezin daardoor genoeg geleden had en zette alles op alles om mijn broer en mij uit Kamp Amersfoort vrij te krijgen. Ook heeft onze werkgever Leen Smit mogelijk een rol gehad in de vrijlating van mijn broer en mij uit Kamp Amersfoort. Feit is, dat we daar in juli werden vrijgelaten. Het is best een dubbel gevoel, dat de dood van onze broer en zus ons – mijn broer en mij - waarschijnlijk gered heeft. Wie weet hoe het ons was vergaan als we in Duitsland in een kamp terecht waren gekomen. Van de jongens die daar wel heen gegaan zijn, zijn er heel wat niet meer teruggekeerd.
Mijn broer en ik namen na onze vrijlating uit Kamp Amersfoort de trein terug naar Sliedrecht. Daar werden we warm onthaald. In de tuin van ons huis werd meteen een foto van ons genomen: allebei met een kaalgeschoren hoofd en onze koffer die Duitsland gelukkig nooit zou bereiken’.
Opgetekend te Sliedrecht, zaterdag 14 augustus 2010 (AvdS) |